Belevenissen met Hans


Belevenissen met Hans in de kindertijd        (herinneringen van Frans)

Angstig avontuur

Het was winter in 1951. De Maas was gedeeltelijk dichtgevroren.
Wij kinderen gingen natuurlijk op avontuur. Bij het voetveer van Bouten kon je de Maas oversteken.
Aan de overkant van de Maas gleden we op ijsschotsen naar beneden in de bomtrechters uit de oorlog.
Op het einde van de middag gingen we naar huis. Thuis aangekomen  bleek dat Hans zijn muts was verloren. In een opwelling zei Moe: ga terug om hem te zoeken.
Wij met een paar kinderen terug naar de Maas. Henk Kusters was er bij. Hij logeerde bij ons. We staken de Maas weer over. Of we de muts hebben gevonden weet ik niet meer.
We wilden weer terug en riepen Hans om mee te gaan. Maar Hans wilde niet. Als we hem probeerden te pakken liep hij richting het open water waar het ijs steeds dunner werd.
Elke keer als we hem naderden schoof hij op naar het water. Wij waren als de dood dat hij te ver zou gaan en in het snel stromende water terecht zou komen en zou verdrinken. Hans begon richting Aijen te lopen. Wij liepen op veilige afstand mee, met steeds de angst dat Hans te ver zou gaan. Zo liepen we richting Aijen. Hans stapte over het dunne ijs driftig door. Dat ging enkele kilometers door tot we in Aijen aankwamen. Daar was weer een oversteekplaats met dikker ijs en konden we Hans uiteindelijk te pakken krijgen. Het was inmiddels donker geworden. In Aijen staken we de Maas weer over en met Hans in onze greep liepen we door de weilanden naar huis. Thuis was iedereen in rep en roer. Ze wisten niet waar we gebleven waren. Sommigen waren ons gaan zoeken maar wisten niet waar we waren gebleven.
Een angstig avontuur waar ik nog wel eens van droom, maar eind goed al goed.

Hans is zoek

Waar is Hans? Hij was een jaar of vier. Wij woonden nog in de noodwoning. Niemand had hem gezien. Iedereen ging zoeken.
Niet bij Opoe en Tante Leen, niet bij de bakker, niet bij boer Rieter, niet bij de smederij. Hij was nergens te vinden. Ook bij de Maas was hij niet gesignaleerd.
Uiteindelijk na vele uren vond Tien Aben, de boerenknecht van Rieter, hem in een lege waterput achter de schuur van Rieter. Daar was hij ingeklommen en kon er niet meer uit. Hij zat daar rustig zonder te roepen of te huilen. Daarom had ook niemand hem kunnen horen.

Koud bed.

Ik sliep samen met Hans in een tweepersoonsbed. Het was in het huis bij de smederij en het was winter. Hans beklaagde zich regelmatig over het feit dat hij in een koud bed moest en ik later in een lekker warm bed kon kruipen.
Dit zat hem zo hoog dat toen ik een keer naar bed ging, Hans boven op de dekens lag en ik daardoor ook in een koud bed moest. Hij was ijskoud en had er enkele uren gelegen maar had mij mooi te pakken. Daarna heeft hij dat nooit meer gedaan

Tuintje

We woonden in het huis bij de smederij. Wij kinderen kwamen op het idee om ook een eigen tuintje te hebben. Achter in de tuin werden stukjes grond gereserveerd voor ons kinderen, ook voor Hans. Na een poosje waren onze tuintjes uitgegroeid tot kleine wildernissen maar niet het tuintje van Hans. Dat zag er prachtig uit met bloemperkjes en aangeharkte paadjes. Een lust voor het oog. Maar Hans had pech. Als buurvrouw Nolda, die in de ernaast gelegen noodwoning huisde, de was had gedaan goot ze de wasteil buiten leeg. Dat water stroomde precies het tuintje in van Hans en bracht daar de nodige vernielingen aan. Hans kon zich daar vreselijk over opwinden en het is nooit  meer goedgekomen tussen die twee.


Kerk

In het hutje had Hans een complete kerk ingericht. Daar speelde hij pastoor. Hij had een volledige uitrusting met superplie, kazuifel en attributen als kelk en bel.
Hans speelde altijd pastoor en wij waren de gelovigen die stil moesten zitten. Wij wachtten op de beloning. Bij de communie kregen we een pepermuntje op onze tong gelegd. Dat was voor ons voldoende om mee te spelen.


Slaapwandelen

In de tijd dat we bij de smederij woonden had Hans een periode dat hij veel slaapwandelde.
Regelmatig liep hij dan ’s avonds door het huis te dwalen. Vaak liep hij de voordeur uit en was hij te vinden op straat of stond hij bij de buren voor de deur.
Zo zat hij een keer in het zolderraam met de benen naar buiten. Daar werden dus onmiddellijk tralies voor geplaatst.

Bijen

We woonden op B18a, tegenwoordig Mgr. Geurtsstraat 6. Het was in 1951 of 1952.
We speelden regelmatig met Wil Akkermans en liepen daar regelmatig over de vloer.
Achter in de tuin stond een ouderwetse strooien bijenkorf. Ook was er een kippenhok met een vervaarlijke haan die je aanvloog als je te dicht bij kwam. Daar pasten wij wel voor op. Op een dag consternatie. Hans en Ineke waren de tuin ingelopen en hadden de bijenkorf omgestoten. De bijen vielen met zijn allen aan. Hans vluchtte, Ineke bleef nog even staan van de schrik. Hans en Ineke waren overal gestoken. Ze werden snel naar huis gebracht waar in de keuken de bijen en angels van het lichaam werden gehaald. Ze zaten zelfs onder het hemdje van Ineke. Gelukkig waren ze niet allergisch voor bijensteken maar het was een pijnlijke ervaring.


Ringelwals

In dezelfde periode nog een ongeluk met Hans. Op straat reed een trekker met daarachter een vierwielige kar. Aan die kar hing weer een ringelwals. De ringelwals bestond uit een serie stalen schijven met punten. Hiermee wordt de grond bewerkt voor het zaaien.
Hans ging achter de kar lopen, voor de ringelwals. Moe zag dat door het raam van de woonkamer en klopte op de raam om Hans te waarschuwen. Hans hoorde dat en bleef staan met als gevolg dat hij in aanvaring kwam met de ringelwals. Overal bloed en verwondingen. Vooral zijn opengescheurde bovenlip is de rest van zijn leven een litteken gebleven.